Huizen, velden bomen braken vuur
gesitueerde omstandigheden. Het bar
baarse volk vecht bloed tegen bloed,
vrede wees meer dan een woord, ver
werp de eisen van het beschaamde ver-
trouwen, het hof vertaald alles, nee, geen
redenen, geen argumenten meer, geen
zet om zet, geen teug om teug. De hui-
zen kijken niet terug, de velden keuvelen
niet en bomen zijn er zoveel. De revolutie
is al geweest en zijn slachtoffers spreken
niet, de doden zijn er niet, wie zal ze tellen.
—–
Vol van mens en dier, vertrapte per-
ken, met de trekken van een oud ras,
bezeten van armoe en argwaan, mil-
delijk geworden, water is zoet en be-
gaanbaar, voor ons en allen die komen.
De bomen worden belast, nu en in de
toekomst is er, maar de regels daarvoor
staan al vast, wij zullen tekenen, wij
zullen zingen. Er is een weg naar buiten,
hier, de moeder is een wieg voor het
drijvende woord. Gaan is alles, zolang
het maar droog blijft. Bier, leven is pissen
en slapen. Jij bent tv, zet hem op, dan
ben je beveiligd. Blijf maar staan als een
hoofdletter, het bedrag blijft hetzelfde.
Koteren om de put vol te krijgen, blunt
met mes en vork, bliksem op mijn kloten.
Morgen zeker niet, vraag iemand anders,
over streepjescodes op grootverpakkingen,
over muizen op de wc. Nogmaals over tv,
Noten en nootjes; excuus voor het gebruik
van tippex en pritt. Deze lijst, deze bestelling,
maar stel uw vraag met betrekking, ook als
bijrijder hebt U rechten, het wachten is op
de eerste amendementen, die deze of gene
wreed zullen bekaaien. Vanuit die verzekering
in beroering geraakt; het is wel, het is niet,
het is beide, in ieder geval, het is tijd om
mee te doen; van belang moet het zeker
blijven. Rust aan het water, het seizoen is
te kort. Ratten suizen er roederend vandoor,
tot in gaten en holen. Moreel en zedelijk
kraakt de dag een beverwoning en de jonge
telgen kiezen voor het spel in vrijheid en
licht. Met zouten, met zetmeel en met pasta,
Ziek van genot. Dit is waarheid, ogen zeggen
niets meer. De geest gegeven voor een betere
ruil. Lieflijk van begin en voor herhaling vat-
baar. De snelweg van het gevoel interdimensio-
naal bewandeld en tot geen slotsom verenigd
geworden. Pest en pokken op de lat, tot aan het
luiden van de bel. Bier en blowen, leven is zui-
pen en trouwen is gratis. Laten we handen ver-
zamelen, wie doet er mee? De stad is radio en
tv tegelijk, dat zeg ik, zouten, zetmeel en pasta,
Dekens op een ziel met bijtende humor. U vraagt,
wij draaien. Laat U gaan. Zout, zetmeel en pasta,
vallen gaat gemakkelijk. Tik-tak. Brillen kunnen
smelten op tv en diezelfde gaat nog steeds uit
met een druk op die vervloekte knop.
—–
Maar ze is veel te zeldzaam voor mij
en zal ook niemand onberoerd laten.
Ze zwijgt in gedeelten, met borsten van
papier. Je waant jezelf natuur
spelend met haar haar. De schone is
meer dan rijp, Haar meisjeszweet ruikt
naar vage kruiden en verlokt mij te
dwepen met de hemelse zonde, mezelf
alwetend begraven in haar schoot.
——
Het echte zaagwerk begint nog, nee,
niet van dat pietluttige, de echte bewer-
king, met liefst veel onnodig geweld een
pas op de plaats maken, Niet genietend
van de gestelde vraag maar van het vrouwe-
lijk gevulde leesteken erachter. Vandaag
denk ik na met goulash in mijn oren. Ik
wil zieken bij het leven, dat het ruikt naar een
dichter. Dat zei die man ook die mij, mij
maakte en hij, hem. We zullen hem nog
terug zien als boswachter, wat ook mooi
uitkomt op het rijmschema. Als dit en dat
zaken gaan doen, kan het een en ander
niet uitblijven. Er komt een dag dat alles
op zijn plaats misvalt. Pitpoedels voor oude
omaatjes. Geluk is zo koud als een wekker,
de tijd heelt geen wonden. In het begin was het
laat, later werd het onoverkomelijk. U mag ook
dansen, ik ben een zwart schaap met beat,
Kabonkaboemboem, bimbam in de wigwam,
op het ritme van de bellen in mijn hoofd. Doe
wat in je opkomt, spaar neuskeutels en dinkel-
berries, want het vreten hier is niet. Kleine
knikkers die gehaktballetjes, sigaren en herin-
neringen in het luchtledige. Ik sta op en groet
mijn vrienden, dat kost mij niets. Het is me
wat, op weg lijkt het wel of ik hier alleen ben,
nog even en ik breek de stilte. Ik waan mezelf
openbaar, een ster die valt voor boemboem.
——-
Rigor mortis begint tussen je benen. Om
streden weemoed bereikt mijn ziel. Ik ben
droog en niemand kent mij hier. Een lange
rij onwetenden staat me voor en deze is on-
gunstig bepaald; want daar is geen kassa in
de buurt. Ik ga door met deze circulaire patro-
nen, zodat en ook zolang ík er maar niet para-
noia van word. Ik voel me hier een Dalton,
zou ik er echt geen zijn? Dubbeltjes, trauma’s
en principes. Kunt U mij even inwisselen? Geen
held maar een psychisch gehandicapte clown
staat voor Uw ogen. Geen tranen in de ogen van
de hopman. Ik kan niemand zo zien huilen.
Maar dat is nog geen vergelijking met ’s morgens
opstaan in het bevrijde veld. Dauwdruppels zijn
tranen van de hemel. Wanneer bereik je wat, ben
je daar tevreden mee, en zo ja, waarom. En stel
nu, dat er nooit wat gebeurd. Wat doe ik dan,
wat doen wij dan? Laat mij niet vergeten dit
gezegd te hebben. Laat mij niet vergeten wie
en waar ik ben. Daar ga ik desnoods alleen en
in mijn gedachten. Laat mij maar verlaat mij niet.
Ik doe de was. Therapie met hoge woorden
zoals het werpen met dobbelstenen en muntjes,
egomystiek. Begrip komt meestal te laat. Het is
meer vallen dan gaan met mijn werkelijkheid.
Ik grijp alles wat zich daartoe aandient. Deze
actie is onverklaarbaar voor mij. Ik ga waar ik
mezelf niet meer kan volgen; U doet alsof U
bestaat en denkt na, geprikkeld tot een milde
irritatie, waarin alle goede bedoelingen verloren
kunnen gaan. Ik heb zelden gezegd dat wij vriend-
en waren. Ik geef mijn stem niet ten koste van
de intentie. Pretenties heb ik nog zat en ook dat
geurt niet altijd naar rozen. Ik zal komen waar ik
zijn moet. Dat de binnenkamers bewaakt worden
boeit mij niet. Ik ga waar ik mijzelf niet meer
kan volgen, U doet alsof U bestaat en denkt na.
De deur wordt selectief benaderd, maar altijd ge-
sloten gehouden. Ik ben bewogen, mijn hart bloedt.
Depressie is mijn dagritme, en alleen daar ken ik
de weg. Doe jezelf geen geweld aan en doe dat nu.
Deze actie is onverklaarbaar voor mij. Ik had ge-
zien moeten hebben, maar ik leef met mijn ogen
dicht, met mijn blik naar de zon; ze openen zou
pijn doen.
—–
Zij is kalm en wordt al ouder, haar
dagen zijn de huizen waar ik welkom
ben, de daken zijn van goud, met armen
zonder melding, maar met innige deel-
neming. Mijn liefste geeft haar trouwe
handen, dienstbaar aan de bevrijding.
—–
Ik rukte me suf in een zweterige cabine
die tevens ook naar cannabis stonk. De
vrouw voor mij was een klam overblijfsel
van mijn bizarre jeugd. Onplooibaar en
koud lag ze nog onder mij, die mooie blonde
dood was onbespreekbaar verarmd. Met de
beste wil van de wereld, deed ik een bef
na, haar uitgeroeide clit was als een ver-
eenzaamd steentje tussen haar dorre lippen.
Deze walging is me voor altijd bij blijven
staan, maar iets doet me verlangen, geloof
mij, ik weet wie ik ben en ik hou van nukken;
in het speciaal die van haar. Mijn pikje is
nooit meer dezelfde geweest, sinds ons kleine
drama; mijn plasser is ook geen verlosser
en ik ben geen toy-boy ook al had ik dat
graag, maar ik wil een heer zijn en haar be-
geren als een vent. Laat me haar tieten zien,
laat me haar broekje weggooien en vervolgens
tegen haar zeggen dat ze wel kan gaan, ik
zeg niet dat ik het aankan; tel de kinderen maar
die ik gepland had en kijk waar ik ben in de
ellende. Inderdaad; het is maar net waar je
voor kiest. Ze sloeg me moedeloos en genoot
van het spel, maar nee, ze is de slechtste
nog niet, ze rukte niet, ze wipte niet en kneep
hem voor haar vader, ook al had ze ballen
voor tien, nee, geen wijze woorden meer,
geen commentaar, geen goede besluiten,
achteraf zit ik weer met de rotzooi…
——
Droge witte velden, met getande irissen en
uitgedoofde pupillen, een gerafelde blik van
bestrafte ogen, met diepe kringen van gitzwart.
Bron van verslaafde ellende was ik maar je
enigste, met je rok, je jumpertje en je tieten
de kast in. Heroïne of zo, dat verbaasd mij
niets, acteren is je enige kans op deze blije
wereld, ik kuiste mijn vervloekingen voor
een speling van het lot, de schok van haar
streling, en klaarkomen als een genadeschot.
—–
Mijn kleine bruine meisje is een sap-
pige oosterse vrucht, met rode wangen.
Ik wil haar bedekken met Italiaans ijs en
al mijn vrienden uitnodigen, maar aflikken
doe ik dan toch zelf, room straggiatella,
ze zal zich wel scheren tegenwoordig, stel
je voor, in haar spleetje happen is vergeten
dat er nog deuren en ramen zijn, en muren
met oren. Mijn schat eet patat en kust me
de mayonaise ook weer van de lippen. Voor
de geïnteresseerde gastronoom zijn dat
minstens vijf sterren. De culinaire beschrij-
vingen van mijn liefde zijn een lust. Ze
smaakt overal anders en heeft, als je haar
nog maar net hebt aangeraakt, haar eerste
kleine orgasme. Ocharme die warmbloedige
natuur, ze schokte onder de liefkozingen van
mijn gezicht en genoot van de inhalige grijp-
bewegingen van mijn tong, maar kwam niet
klaar. Ik was me misschien niet zo bewust
van haar en misschien zal ik dat wel nooit
worden. Ik ben een tragisch soort idioot,
maar daar wordt de seks niet meer of minder
- Ze smaakte naar zalm en naar mosselen,
naar pruimen en peren, van de zoetste soort.
Nee, ik heb niet de hele nacht een stijve
gehad, maar ik mag hopen dat zij er net
zo van genoot als ik. Ze is een koppig eng-
eltje waar je koud van wordt, daar wil je alles
voor doen zodat het nooit ophoudt, maar die
morgen komt onvermijdelijk. Haar moeder
lag boven met rode oortjes, evenals ernaast
de zwervende muzikant, die als alibi fungeerde
en die wij met narcotica uitgeschakeld dacht-
en te hebben. Die heeft dus de hele nacht naar
soppende geluiden liggen luisteren en heeft
zich op die trip ook prima geamuseerd. Hij
heeft ervan geleerd, ik niet. Hoe het was om
haar uit te kleden; ik weet het niet. Alles aan
haar is klein en rond. Ik hou van haar en haar
wipneusje. Ik vond mijn grijpreflexen terug,
spelend met haar kwabbetjes. Tot een tegen-
prestatie was ze niet bereidt. Wat had ik haar
graag van alle kanten genaaid. Die weinige
kroezelige haartje rondom haar vochtige
holletje, weet je, haar kont, dat is geilen
Ik denk aan een klein vibrerend buisje,
maar ik wil het echte werk niet vergeten en
roer nu al in gedachten in haar sappen,
wat zou ik graag bijten in haar vlees, en
als we het nog eens zachtjes overdoen, ge-
bruiken we er een pepertje bij.
——
Ik zag dromen en vroeg haar wie
ze was. Ze groette me onvermoeibaar
terug en wenste me een naam zoals
ik wilde heten. Tallozen zijn haar ge-
volgd. Ik telde drie lagen kant met veel
inkijk en stond in brand voor een ver-
lokkelijke schat met naaldhakken, net-
panty’s en korte lederen broek. Zij houdt
van mooi zijn en van zichzelf in groene
en rode lingerie; zij is zo heet als de
lange nachten en wil daar best voor
betaald worden.
——-
De jonge frisse lentes raakten mij aan
en ik zwom in de blauwe ogen van een
blonde fee. Opgeruimd heeft ze me tal-
loze keren aan de kant gezet. Verder dan
haar slipje ben ik nooit gekomen en ze zag
er zo lekker uit in haar meisjes-onderbroek-
je, ze houdt van roze en mint en van badstof.
Haar borsten zijn groot en veerkrachtig
geworden en er is veel aandacht voor het
kleine meisje dat zich inmiddels bekwaamd
heeft. Beleefd noem ik haar een tutje, maar
ik zou nog veel willen weten, de drama’s zijn
voor de eenlingen, de witte rozen zijn voor
mijn bruid. Ik bemin alleen de mooiste
bloemen en raak daarmee uit de tijd. Nooit
gekust, nooit gestreeld, nooit zachtjes haar
lijf naar me toe getrokken en verteld. Ik be-
houd ook de witte en de paarse orchideeën,
omdat die niet vloeken met de fuchsia’s in
haar haar. Nooit samen gedeeld, in bed, in
de bosjes, onder stoelen of banken. Doof
is de nacht, ik ben mijn eenzaamheid ver-
geten, een epiloog van warme tranen met
klassieke vormen van traagheid, meisjes
met een strikje.
——
Ik wil een ijsbeer zijn en nooit huilen,
ik wil staande borsten die uitpuilen, een
gericht beleid van prijs en kwaliteit, ze
vroeg erom, die dikke trol was vast geen
pot, maar wel schandelijk duur voor
totaal geen genot. Ik flipte op de grillen
van haar perverse natuur, mijn zieke
geest is nooit zo gek geweest, je weet
niet hoe het loopt, kijk uit wat je koopt.
——
We krijgen het voor elkaar, het is zeker.
Ik word helemaal zot van die gekke wijven,
niets gratis, niets voor niets. Ik slik de pil
van de verduistering en tel mijn minuten
geluk. Ik ben een engeltje, maar ik zou liever
een boeing zijn. Lalala, wiebel wiebel, tra-
lala. Lieve dingen om te zeggen; dat je me
doet denken aan vers fruit, aan honing
en aan verse haring, niet zonder uitjes. Dat
je kont er ook leuk uitziet, mag ik je een
anaal ontbijt aanbieden? Ik ben een bemin-
nelijke rioolrat, ik huil met de honden van
de hel. Mysterie raakt mij aan. De een is een
breekbaar vogeltje, de ander is een beetje
hulpeloos. Ik betreur de moeder van mijn
zusje, denk eens na, schatje, ik wil vlees,
lust, niet een botje om op te bijten. Kom in
mijn natte droom, mijn liefde is gemaakt
van vuur. Open je geest, de wereld verandert.
Zwarte geesten, merkwaardige lussen en
vlekken in glas. Wij zijn geen vrienden van
mensen, wij zijn te gemaakt. Ik huil niet,
geef me een haar voor elke traan, ik lach niet;
geef me een schop als ik niet meer kan. Ik
\weet alleen dat de bloemen niet meer geuren,
dat het groen zo groen niet meer is, dat jonge
meisjes nooit meer hetzelfde zullen zijn. Ik
drink voor troost, maar niets smaakt mij nog;
ik weet al hoe het mij zal vergaan, hier,
de derde akte komt in het midden, de laatste
akte moet kletteren, ik wil tralala, zoals
in de zomer. Ik voel brandende liefde, de
bewondering en het wit van Titiaan. Wel
of geen liefde is niet de vraag; Rubens,
Rembrandt en Titiaan. We krijgen het voor
elkaar, ik ben Reep en ik doe een vlieg-
tuig na. Ik slik de pil van de verduistering.
Lalala, wiebel wiebel, tralala. Lieve dingen
om te zeggen; kabonkaboem-boem, bim-
bam in de wig-wam. Geef me toch een
haar voor elke traan, leg voor mij bloemen
bij haar graf. Laat de meisjes zingen,
ze is voor altijd van mij gegaan.
—–
Ik deed net alsof ik zo nog kon lopen,
knipperde met mijn ogen en dacht in
vijftig Hertz. De straatlampen waren
bijna spiegels, het centrum was een
groot bordeel en wenste iedereen een
warm welkom in het schaduwenrijk.
Het leven was een pornofilm. Ik zag
de kerk al met verderop het Havenhoofd
en de boom voor wie ik de solo zong
in mijn eigen slavenkoor. Hij stond
daar maar en reflecteerde, het werd
stil in mij en ik reikte de hemel in als
een populier.
——–
God is een enkeltje Amsterdam, dat is zeker,
dat. Jesus zit wel us in de trein. Wij ruilen
porno-plaatjes en wisselen onze zoute verhaal
tjes uit. Met zijn zusters in mijn armen is
het leven goed. Het rijmt tussen de regels.
Wat had je schatje, geef je me een schijntje
voor een lijntje? God is een enkeltje. Aan-
genaam is een valstrik. Jesus in de trein.
Tederheid is suiker in de brandstof en het
bloed vergeeft niet. De straten zijn bedoeld
om leeg te blijven. Hier rust ik en tel mijn gewaden,
honderd-en-zeventien zijn er ongemerkt van mij
gevallen. Zonder hoop op verlichting graaf ik
verder en dieper. Ik zoek de vogels in de wolken,
zoek de zon in het wijde vlak, de maan wacht er
gevangen, verzilverd en koud. Laat mij toch
zwerven en spreken zoals mijn heer, de bergen
wachten niet op mij. Er is hier verwarring,
veel te veel wazigheid, het wachten wordt bizar.
Sterfelijke inspanningen, klagen over neven-
zakelijkheden, als het zo uitkomt. Soep en
verdeeldheid over soep. Het grote meer wacht
op vertaling, gemoedelijk en gewillig ben ik
met twee schelpen aan mijn hoofd. Zo mooi
kan ik het niet zingen. Laat mij toch vloeien,
kolken op het ritme van golven van stromen,
het wilde witte water voelen in mijn stem. Ik
zit op het zaad van de apostelen. God is een
woord. De bijbel is een goeie grap, die wij
toevallig zelf verzonnen hebben. Die Mozes
die ik gekend heb, kon er ook hartelijk mee
lachen. Wij zijn de God van de tien geboden,
Ik ben dat hooghartige heerschap uit prediker;
ik was de maagd Maria zelf want de kas was
krap in die dagen en naar timmerlieden vroegen
ze niet. Ja ik geloof in heiligen, ik geloof in God.
Laat mij zweren bij mijn geloof hoewel ik het
niet beschrijven kan. Hier zijn wat demonen
met bloemen en fruit. Zingen kost niets.
Vandaag is een heel leven, aan de kant gaan
zitten en toekijken kan altijd later nog. Dansen,
vertel mij niets, geef hel, het is voor het laatst,
eens in de eeuwigheid valt er een échte stilte.
Dat, dat van toen, weet U nog; wij zijn gevallen
engelen en machteloze goden, een doelloos
project, geen punten, geen komma’s en geen
uitweg. Jesus in de trein en God op het perron,
zeg maar dag met je handje.
——-
Vergeef mij, vader, ik heb gezondigd. Kots,
zweet en spieren. Tato’s, gitaren, drums,
heavy metal. Vergeef mij vader. Lange haren.
Gekleurde lichten vloeken in het donker, voor-
uit, daar waar mensen staan. Vergeef mij,
ik heb gezondigd en veel is verloren gegaan,
door mijn schuld, door mijn schuld, door
mijn stomme schuld. Al zesentwintig jaren zweef
ik doelloos rond over deze planeet, vergeef
mij, de hel is hier. Nee, geen vooruitzichten
op datgene wat mij ook vaker beloofd is.
Verwacht geen liefde van mij. Vergeef mij,
ik kan niet meer, wat voor verlossing,
godverdomme! Vergeef mij vader, ik ben \
Uw gunsten niet waard. Vergeef mij, het
is omdat het moet. Laat mij mezelf maar
drogeren. Laat mij naar harde muziek luisteren;
nu is het moment voor een solo. Ik
wil vergeten dat er hoeren bestaan. Ik wil
van niemand niks meer. Ik wil, ja, ik wil.
Vergeef mij vader, ik heb gezondigd,
vergeef mij, ik zal niet rusten. Ik lieg
tegen mijzelf en ik weiger te geloven.
—–
Mijn oren toeterden, dat was gespierde
taal voor zo’n klein meisje. Ze keek
onschuldig geil over een piepklein
zonnebrilletje en folterde me met
haar ogen. Ik dwaalde van haar benen
naar haar borsten, het werd me langzaam
teveel, en ik begon tegen haar bloesje
te rijden, die tinten staan voortaan in
mijn geheugen gebrand, en bewijzen me
een dienst, zoals een vlekje op haar
t-shirt dat zou doen.
——
Haar blanke huid en perverse mondje
zogen volle teugen van het zoete sap,
uit het merg van mijn been. De hemel
hoort mijn tranen niet en zij deelt mijn
leed, zodat het kleinere proporties aan-
neemt. Ze was van hier weggegaan en
nam haar katten en haar muisjes mee,
in mijn schreden hoor ik nog haar echo,
aangeraakt door haar koude armen. Ze
vertelde me dat ik iemand anders was
en dat ze zich zorgen maakten om mijn
gedrag. De zorgeloze scheiding in haar
sluike haar is haar enige prijsloze bezit,
ze neemt me mee in beschrijvingen en
haar stem is als sneeuw op mijn naakte
huid. Het zou kunnen gaan regenen en
waaien; ik zou het niet merken want het
vuur dooft pas morgenochtend als ik
weer buiten sta, met alleen een kus voor
het afscheid.
—-
Ik kwam op en ging neer, nu weet ik
het dus echt niet meer, moeilijkheden,
mogelijkheden en ik die de dans ont-
spring. Wat zou ik nog moeten zeggen,
daarbij is ze Frans en indiaans, ze is echt
amerikaans, haar zwarte jurk lijkt wel een
harnas met twee stootstangen over
haar bumpers, ze kijkt vernietigend
maar praat net zo plat als haar hete
buikje is, en na jaren van depressieve
ritmes vraag ik me af of mijn bed wel
groot genoeg is.
—–
Een beetje pijn mag wel, zo zei zij en toonde
me nog iets meer been. Ze deed hem een jasje
aan en ik voelde het in mijn ballen en in mijn
meesterlijke erectie, zij wilde iets voor zichzelf
en staarde er alvast met grote ogen naar,
omdat hij plotseling nog iets groter werd. We
vrijden wat, maar al snel voelde ze wat ze
bedoeld had harder dan ooit tussen ons liggen
en vond dat het er nu maar eens van moest
komen. Meteen die eerste keer kleedde ze zich
langzaam voor me uit en ging, op haar buik enzo,
plat op de grond liggen, en zo, wuivend met haar
voeten, deed ze alsof ze niets meer van me wilde,
het was dus mijn beurt om mijn geslacht tussen
haar benen en haar bilnaad te brengen. Gefasci-
neerd penetreerde ik haar en wiebelde voorzichtig
totdat ze zacht begon te kreunen en eenmaal
overgeleverd dankte ze me huilend voor de eerste
keer dat ik verder drong, en nog maar eens door-
duwde, daar slaakte ze een bevrijde zucht, ooit
had ze een wasknijper op haar tepel gezet, maar
dat bleek dus zeer te doen. En nog eens wilde ik
ruim uithalen, maar werd getroffen door mijn eigen
terugslag, van haar geworpen en kwam, badend
in het zweet, klaar als een olifant met de geur
van gescheurd rubber.
—–
Voor de laatste keer viel ik diep
in haar bloemetjesjurkje en deed
met wijd open ogen mezelf na,
ze lachte breed, met parelwitte
tanden, gelaten stond ze mijn
ogen toe haar uit te kleden. Er
is een god en hij lacht zoals de
zon op haar naakte schouders,
de twee bandjes daarover zijn
de scheiding tussen mij en een
gevierd man.
——-
De zon wenste me
een goede morgen
die dag
dat ik ze vinden zou
canned dreams
nu de orgasme-pil nog
je blijft je verbazen
waar je ook kijkt
zitten mensen in dozen
vragend kijkt de vrouw me aan
zo rijk zie ik er niet uit
gelukkig maar
doe maar geen moeite zeg ik
driehonderd gebaart ze
daar koop ik een uur hemel voor
in tweevoud
denk ik nog
terwijl ik snel aanfiets
nog even wachten
can-a-beer and
can-a-bis will help me
thank God for canned dreams
——-
In alleenstad zijn de hoeren blauw
vernikkeld en verdomd
baggeren zij waggelend
een paadje door de sneeuw
als halfnaakte pinguïns
en ik
een dubbeltje op zijn kant
op zoek naar de vrouw van een geeltje
kijk toe
de sneeuw verblindt ons grijs en ontdaan
een vreemd verlangen
bekruipt je
als je haar ziet
het blijft niet
bij eens proberen
ik kwijl
en leeg mijn maag
en ik ijl
terug naar Club Whisky
—–
Er heerste algemene tevredenheid
met betrekking tot de concessies
die men elkaar al hamerend op de streefpunten
wederzijds toewierp in de hoop
het definitieve compromis naar zich toe te trekken
de evaluatie was net rond
men wilde een strijdplan opstellen
met medeneming van onder andere
alle oorzakelijke verbanden
betreffende de maatschappelijke trombose
die desastreus werkte op onze sociale infrastructuur
en derhalve bestreden diende te worden
de bestemming was maar al te duidelijk omschreven
in de brede argumentatie
die daarbij ontstond
viel het niemand op
dat het probleem zelf
zich nog te kennen gaf
door het debat te verlaten
zijn verrijkende aanwezigheid ten toon
besloot hij anders
nog steeds vrij van geest
maar nu volledig verbijsterd
schoot hij zich door het hoofd
——-
zo langzamerhand breekt alles af
gekoesterde dromen storten in duigen neer
maar mijn gezicht verraadt geen tranen
ik belaad mij niet meer met ondraaglijke lasten
en hoewel niemand mij zo wijs schat
begin ik er achter te komen
ook ik heb weet van komen en gaan
dat zich als een diepe indruk afmeet
op verstand en omgang
met een stempel op het voorhoofd
had het ook gekund
ze hebben me behandeld
totdat mijn ogen dof werden
en naar binnen keerden
maar ook dat recht
probeert men mij te ontnemen
middels de leegte op te vullen
met de halve waarheden
die schuilgaan kunnen
achter de definitie van geluk
ze blijven me jagen
dat het zeker voor geen ander is
bestemd onder gras
opdat ook ik vergeet
dat de geseling
niet te vergelden is
slechts dit rest mij nog:
de hoop die ook al voortvluchtig is
als een vogel tegen de ruit
misschien wel de uwe.
——
vergeef mij
dat ik slechts besta
om met mijn piel te wapperen
en poep te praten
in onaangename aanwezigheid
van ratten besnuffeld
en van honden bezeken
in steeg en portiek
onwetend per algemeen besluit
de inhoud van mijn woorden
een kwijnende gedachtengang
theater en opera
ter lering en verveling
van toevallige passanten
met een welwillend oor
die volgens Jabba
alleen nog maar
rechtopstaande mensen zijn
en de grond onder hun voeten
net zo stabiel als het woord
dat ik hen toespeel
een domino-effect kan niet uitblijven
zo schijnt mij althans vaak
spelend met de gedachte
zouden dat ook werkelijk
sprinklers geweest zijn
——-
fout bier
foute chips
en een fout feest
is voor linkse rakkers
precies wat het leven zo
verrassend draaglijk maakt
wat verderop zitten ze alweer
in een nostalgisch kringetje
de meest rechtse bal achteraan
want vroeger toen het nog goed ging
dat waren de tijden
wij kraakten een pandje
raakten slaags met het gevestigde orde
en het grote genot was alom
dus tevredenheid was maar een pover soelaas
en zoals alles in die dagen relatief
wij discussieerden over de betrekkelijkheid
er werd diep getast naar de boon van de verdrukking
genadeloos maakten wij het later
om het vuur nogmaals en nogmaals te ontsteken
de avond werd besloten met een hamburger
die overal ter wereld hetzelfde is.
——-
verloren ben ik
in de streling
van dit moment
ongerept en aarzelend ijl
maar van groeiende aard
zo vergaan veel dagen
in een verwondering
die de liefde gelijkt
en veel verwarring veroorzaakt
maar hoe vaag ook
het onderzoek gaat door
voeg het gevraagde
bij een stilleven
zet de muziek keihard
de grootverdeler van de regels
wacht op zijn bestempeling
met veel beladen woorden
wil hij de eeuwigheid
maar soms, heel soms
blijft een zin hangen
zij het ijdel, zij het naïef
die gedachte op zich
is al motivatie genoeg
om me volledig kwijt te spelen
in de melding
van een statistiek feit
—–
Haar vermoeide armen
kunnen een warmte geven
onbekend voor sterfelijken
ze rust als een godin
niet bewust van haar eigen tranen
noch die die ze weent om mij
wetend dat ook ik verloren ben
dat ook ik niet anders kan
zo zeker als ik haar niet krijg
ga ik er ook kapot aan
al blijft het leuk
dat ik haar niet had herkend
ik zal haar leren missen
en ondanks alles
verdraagzaam blijven
inwendig hatend en vervloekend
de dag dat ik voor het eerst vroeg
en meteen weer gereduceerd werd
tot een herinnering
——
Soms ben ik een boom
groet ik de hemel
en de mensen daaronder
Zijn we nou eindelijk
alleen en te voet
of moet ik daarvoor
ook al tot morgen wachten
Soms doe ik water na
zoek mijn weg
naar het laagste punt
om me te verzamelen
en weg te sijpelen in de grond
Als de zon het wil
kies ik de lucht
en dan ben ik later nog
de druppel
die waarschuwt voor regen
Soms kijk ik omhoog
mensen hebben vreemde waarden
vanuit het perspectief van een steen
en er is geen oog
voor iemand die overal tegenop botst
Maar nog voor ik volledig
onder de voet gelopen word
zie ik de uitgestrekte hand
van een medewandelaar.
——
Was het leven maar gratis
met wegen zo simpel
dat je je plan kunt trekken
waren de vrouwen maar goed
voor zichzelf en voor anderen
waren er maar mannen
die ons niet imponeren
en ketenen in wetmatigheid
was er maar iemand
zonder theater
en persoonlijk belang
maar ach je weet toch
het goede leven
kost maar een zieltje
Daar sta ik
en daar staan wij
met de wil om te breken
die geleidelijk aan overwint
de onwetenden achterlatend
in alomtegenwoordige twijfel
Zo staat of valt het
dus waar je ook gelegen bent
waar je ook vastzit
juist rondzwerft
snel leeft
of langzaam sterft
de gelijkenis is slechts toevallig
schud elkaar de hand
en ga ieder een eigen weg
in de wetenschap van de herkenning
en met het doelmatige streven
dat wij met elkaar delen
—-
Niets als de regen
vermanend gezaaid
in daden zo groot
als de toorn van
de zienden
De dagen bekleed
met pech en met pek
een tafel voor vier
de tolweg van
onze hoeden
Wanend wadend
door drie meter stront
malend wachtend
op die vervloekte pont
Die dingen zijn
de dingen die
de dingen zijn
de steek en de stek
van de dorps-idioot
is voor geen van
onze vrienden
Het is mijn doel
in omgekeerde daden
maar ja maar
de ogen en oren
staan er goed bij
dit jaar
——
Het dilirium begint
en het eind is zoek
hier ben ik maar
een rat in de oorlog
en geef me over,
het raakt me niet
zolang ze me
met rust laten
als het echt moet
zet me tussen
de fresia’s en het gras
ik voel me geworteld
in mijn stenen thuis
dat is de brandende aarde
die ik gevoeld heb
zelf gevlucht voor het ijs
word ik geroepen
en staak mijn bezigheden
voor een stalen gezicht
uit vele vlezige klompjes
daar kom ik aan
nog zo’n gek
met het begin
van een strafblad
——-
Daar sta je dan
voor de bad-kamerspiegel
met een stokje
in je handen
een scheet lijkt
een minuscule eruptie
op het gerimpelde vlak
met niets in de zakken
met niets in de mauwen
de volle
vergeelde waarheid
in het oog
straks ga je daar
voor niets in het geheel
de bleke straten door
met niets in de zakken
met niets in de mauwen
een scheet lijkt
een eruptie
in het bestaarde veld
met in je handen
een mooi klein stokje
voor de badkamerspiegel
het vuil van je oren
kloppen.
——
Niets als de regen
vermanend gezaaid
in daden zo groot
als de toorn van
de zienden
de dagen bekleed
met pech en pek
een tafel voor vier
de tolweg van
onze hoeden
Geld is een vies woord
de geldende bevrediging
is voor het spel alleen
Beleefd en verwaaid
een beroerd gesprek
een aantal of vier
de steek en de stek
van de dorps-idioot
is voor geen van
onze vrienden
Het is mijn doel
in omgekeerde daden
maar niemand staat stil
of kijkt om
Dan is er koffie
dan eten we die
lullige kleine worstjes
van unox
tot er
vroeg in de morgen
niemand meer bestaat
om er nog iets
van te zeggen
—-
Zo bezeten
kachel ik voort
met maar een gedachte
die mijn leven rekt
en tomeloos valt
in ongenegenheid
een sympathieke
uiting van desinteresse
blijkt de enige
stabiele factor in deze
de intensie deelachtig
gebruikt als statement
van impulsieve aard
als ik dan wakker word
en om me heen kijk
dan is het alleen
om er nog zwartgalliger
van te worden
teleurgesteld
met een massaal
karakter.
—–
Vrees die dag
met twaalf dansende
grobelia’s rond
een steen bedekt
met fresia’s
Vrees die dag
en de man met
de voorhamer
Vrees die dag
dat zijn lachen
verstomt en
hij voortaant ligt
en gromt
In de voorkamer
wordt zijn naam
gesproken
bevend en
met respect
was hij nu
nog maar
levend en
god weet
komt hij
nog ‘ns
voorbij
Vrees die dag
en de man met
het zweepke
hij was niet
slecht
zijn woord
was recht
zijn naam
was Jack
the Reepke.
——
Haal je adem in het achterland,
geef acht met je vergeten ellende,
vergelijk het nummer op de plaats rust.
Zo herhaal je je streven, Achteloos
verwensend en vervloekend. Liefde
is vuurwerk, dat kost je wel een
arm of een been; wie zijn ziel verliest,
verliest daarbij zijn toekomst, wie
zijn hart verliest, verliest daarbij zijn
leven, liefde is vuurwerk, niet zomaar
bij het nieuwe jaar, liefde is vuurwerk
en voor altijd knallen, dus zet hem op
en voor ik het vergeet, je bent een rund,
als je met vuurwerk stunt.
——
Drie meter diep en alles is ergernis, drie
meter diep, de nood is hoog en de wanhoop
nabij, ik lik mijn pen en niet mijn wonden,
ik lig op bed en ik schrijf, dat deze of gene tijd,
nog de mijne niet is, gene zij omvangrijk,
deze, de spreekwoordelijke blinde strijd,
alleen om zelf de eerste, de beste te zijn,
kost een mens al zijn vermogens, ik ben
stil en vergaan, het is de pijn van mijn bestaan,
sneller dan kwarts, het tikken van de klok,
of het niet biometrisch is, ben jij wel goed
ingesteld? Drie meter diep, blij dat ik rij
met mijn linker en mijn rechter, de benen-
wagen. Wat verderop is het rustiger en
branden kaarsen, voor het gebed en voor
de sfeerverlichting, mijn paard is mijn wagen,
mijn geest is mijn huis, de joint gaat rond,
dienst en dienstverlening, van mond tot
mond en niemand trekt het meer; het wilde
westen ligt er roerloos bij vanaf de grond zo
zonder chaos, vernieling en prostitutie, tegen
die schone schijn is geen kruid gewassen,
van boven noch van onderen. En mijn pen
is niet behept met voldoende middelen om
de mens te begiftigen of te bevatten,
zij het eenzaam hoog dan wel
drie meter diep.
——
Ga de zondvloed zien vanaf je bed,
hier, en op de hele wereld, reik omhoog
zover je kunt, daar is niets om te begeren,
Wat dacht je, niemand wacht op deze dagen,
Vrij zijn kun je naar keuze, maar ik geloof
dat ik niet wil, staren naar het papier,
deze letters vallen er makkelijk op neer,
maar ook zo weer vanaf, alsof ze niet in
de inkt kleefden; spaar mijn lieve gedachten
in een doosje als voor lucifers; ik ben roekeloos
en zo je het niet deert ook nog waardeloos,
wacht op morgen dan is het hier ook veel
gezelliger. Doe wat je wilt en vergeet niets
of niemand, de dag dat ik van mezelf verlost
word, slaak ik, eindelijk opgelucht,
een bevrijde zucht.
———
Land van dromen, ik roep u aan, verweef
de eeuwigheid met mijn bestaan, een nieuwe
dag wacht om geboren te worden, warm
afscheid van de maan, de lachende stralen
van de zon komen eraan. Kriebelend en
kruipend is mijn wezen, rotting verraadt
aanwezigheid, waar het stinkt is leven.
—–
De dag is een rijpe vrucht, die aan mijn
voeten valt, mijn weigering het orakel
van de morgen te aanschouwen moet stoï-
cijns zijn. Ik schrijf en schrijf al lang,
maar weet nog steeds niet wat mij bezighoudt,
wat mij ten allen tijden drijft. Suïcide is
overdreven, maar sinds ver over de grenzen
van mijn geheugen, ginder in het land van
het argeloze verleden, kan ik mij slecht
verdedigen tegen mijn gedachten met
betrekking tot het leven in het algemeen.
Er schuilt motivatie in wraak en zelf-
vernietiging. Mijn soort rijdt niet op
de kostbare natuur, maar kan het ook
niet anders meer en probeert te over-
wegen. Staar mij niet aan, ik heb de
dood in de ogen, zevenentwintig
jaren telt mijn leven nu.
Er zijn dingen die je beter niet weet.
Telefoon, fluitsignaal, stopwoord.
—–
Er zijn dingen die je beter niet weet.
Psychose is vermoeiend. Terminale agonie.
Complexe aanstelleritis. Geef me een
tiet, dan heb ik dat niet. Geef me tenminste
een goedgemeende kus, voor ik mezelf
uitblus. Maar nee, ach jee, je zit er niet mee.
Wat maakt het ook uit zolang je nog
kiest en ja of nee zegt… Zolang je niet
alles aan me uitlegt en jezelf nog begrijpt,
als je wéér een ander pijpt.
Wat maakt het uit,
er zijn dingen die je beter niet weet.
—-
Tranen branden op een wonde plek
tranen zijn zout, het bloed is zoet.
Den zomer huilt, dikke druppels, zware
bladeren vallen. Hoor mijn stem, proef
mijn geest. Nu lach je nog, maar wat
in duistere tijden als Hades jou niet
gebruiken kan, wat heb jij te bieden
dat zo waardevol is? Ik ken iemand
wiens ogen branden in afgunst. Wij
zijn gekomen en zullen blijven komen,
puur en alleen om de gevallen engel
het leven zuur te maken, in al zijn
verschijningsvormen, in leven en in
dood, want beide deren ons niet.
Liefdadigheid is een te zoete perzik,
wrang, het gevecht aangaan daarentegen
heeft zo zijn charme. Wraak ja,
geweld, nee. Hoor mijn stem, proef
mijn geest, tranen branden op een
verwonde plek, ze zijn zout terwijl
het bloed zoet is.De zomer huilt,
dikke druppels, zware bladeren
vallen, nu lach je nog.
—–
Gal is mijn bloed, pijn is mijn zijn.
Mijn armen en knieën kapot, mijn hoofd
beukt, pijn is mijn zijn. Schreeuwend
schizofreen, onopgelost probleem, komt
tot stilstand, gaat in de achteruitgang.
Psychose is de natuur die helpt bij het
vluchten de bossen in, Hypertensie door
overbelasting, overbelasting door hyper-
tensie. Terechte reactie van het onver-
moede instinct. Pijn is mijn zijn.
—–
Boom ik zie je staan, hier en in een
vreemd land, wie doodt er nu een boom?
Wie is er slachtoffer, in het voorbijgaan.
Wat is slim, wat is wijsheid. Wat een
verworvenheid, wat een eer, om boom te
mogen zijn, bekende uit een ver verleden,
plotsklaps geveld. Ik kende geen betekenis,
zo bleef ook ik onbegrepen. Blijf je staan,
beste vriend, stille getuige van leven,
blijf bestaan voor de dromen van mensen.
Ik voel je verdriet met heel mijn wezen,
hoor muziek uit verre tijden. Wat is
wijsheid, wat is nou slim, wat een eer,
wat een verworvenheid, om boom te
mogen zijn, bekende uit een ver ver-
leden.
—–
Ik spreek je aan in je moeders taal en vertel
je een volkomen vreemd verhaal. Gelet op
structuur valt er proza noch gedicht te
bewonderen. Hoe word ik zo zuur? Vraag
me dat nog een keer als jij net wakker bent.
En daarbij, sinds wanneer ben ik jij? Wat
heb ik gekend, ziedaar, dat is mijn leven.
Daar kan het beste paard niet tegen en lust
het beste varken geen pap van. Ik blijf
vriendelijk en gebruik mijn voor- en
achterpoten, want je moet roeien met
de riemen die je hebt.
—-
Hoeveel maal kruip ik in de pen,
woorden zijn mij nutteloos gebleken.
Ik ben niet zot en waarachtig ben ik
deelachtig van mijn genot. Mij ontstemd
alleen de regen, de herfst en de twijfel.
Lieve pen, beschrijf me zoals ik ben, ik
wil niet spuwen en ik kan niet schreeuwen.
Daarbij kan ik niets onthouden, opbouwen,
behouden. Vuile woorden, getekend in
inkt, ik wil weten waar het stinkt, een
vinger in de pap, de rode lap. Woorden
zijn mij nutteloos gebleken, Hoe vaak niet,
kruip ik in de pen, besluip ik je van
achteren om vervolgens te vervallen in
blinde razernij. Lekker bij in een depressie,
in agressie of in scharlaken rode razernij.
Je staat weer voor joker, want wat rijmt
er nou op oker. Voordoor de rode lap,
voor een vinger in de pap. Wees zen,
mijn brave pen, wees zen; Zoeken
evolueren en nadenken,
het liefst, te voet.
—-
Flip je dekseltje de zevende hemel in,
leg je piemel tussen een deur en trek
deze dicht. Ik rook je afvallig en blaas
je omver, dus pacifist, activist, terrorist,
hasjis for semtex, semtex for hasjis.
Product van haat, destructief fabrikaat,
een goddelijk apparaat, voor chaos,
vernieling en verdere ontzieling,
telefoon, fluitsignaal, boem.
—-
Wat zou Boedha ervan zeggen, mijn
zegen hebben ze, als mijn leven muziek
is, en muziek mijn leven, het is voor een
goed doel, een moment van rust, van kijken
en nadenken. Mogelijk de viering van
de godheid en in zijn naam. Wordt dan
misschien een kleine hemel. Het Zelf,
het spiegelbeeld en de metaverse.
Het uitspansel ligt, is gefundeerd, op
de inspanningen van de goden. Lief-
dadigheid betrekt zich niet op mensen,
wees genereus naar de goden. Zelf
vraag ik en krijg antwoord, wees
genereus naar de aarde, die ons
ruim heeft toebedeelt, en genereus
naar de congiërge, de corvee-, de
opruimploeg. Wat zou Boedha ervan
zeggen, als ik een amfibie zou kruisigen,
of ik zou het aan willen gaan? Hij zegt:
“je weet toch dat je al vlees eet, stuk
na-ijverend onvermogen, je weet toch
al dat je vlees eet, je weet toch dat
je vlees eet.”
—-
Vloek niet, fluit niet, zing niet, zwijg niet,
zet strepen onder je uitwerpselen, die als
desperado’s voorbij komen scheuren op
crossfietsen. Sulfer is vuur. Vloeken is
seks en natuur was al taboe. De dokter is
een heks. Je praat, je praat, je praat en op
raakt mijn geduld, Vloek niet, fluit niet,
zing niet, zwijg niet en je bent zo
uitgeluld.
—–
En dan zwijgt hij over de appel.
Het is, was er een voor de dorst, komt
tijd komt onraad uit een van de vier
hoeken van de kamer, als dat even
de wereld is. Ik kan me geen andere
omstandigheid herinneren, dan hier
niet te willen zijn, eens in de zoveel
tijd word ik bevorderd en soms, veel
te weinig trouwens, gedegradeerd, in
spirituele zin en evenzo salaris, wat
wil zeggen, dat god niet bestaat en toch
de touwtjes in handen heeft, Maar het is
allemaal eenvoudiger; ploep aan, ploep
uit, plof, de hemel valt op je hoofd en
het is voorbij. Voorbij met ik weet niet
wat, voorbij met het meta-versum; de
dag dat de doden opstaan, Een niet-
moment waarvan de uitkomst onzeker
- Een slinger als slot op een slot in
het niets. De meta-versa zijn het
resultaat van iemand die, wat
heet traag, met zijn of haar
knikkers speelt.
—–
Vertel mij wat je weet, kunnen wij anders?
Kunnen wij iets, eigenlijk? Lieg niet, ik
ben al zo vaak bedrogen door een slimme
opmerking en ik weet nu eenmaal dat jij,
ik, of wij samen, niet zouden kunnen
optellen of verzinnen, mocht dat ineens
wél nodig blijken. De waarheid is een
driedelig pak dat iedereen aanzien
verschaft, ongeacht, zwerver, junk,
of dealer. Waarom het zo gemakkelijk is,
je erin te verschuilen. Drie appels voor
de dorst, een sinaas- om te persen, een
gewone om te eten, en een aardappel,
jam, jam, om te planten en te vergeten.
—–
Je denkt en draait en niets veranderd.
Morgen. Een dag in de maand, een dag,
die komt en gaat. Gisteren is een ver
verleden. Laat je gezicht niet zien, hier,
domesticale dreiging. Waar is de uitgang,
wat doe ik hier nog, waar is de uitgang.
Alles stort in of gaat langzaam de grond
in, waar is de uitgang, waar is de voor-
uitgang. Morgen. Deze verbeelding klinkt
als de slagen van een drummer, bijna had
ik je gevonden. De signalen zijn. Wat is
waar, ik kende het nog niet. Je denkt en
draait en niets verandert. Genezing is on-
vindbaar, de mens is ziek. Een zombie ben
ik, zoals zo velen, Lalala, tranquilo eh.
Ja, ja, zombie. Bedek mijn onvrede met
rook en alcohol, te slim om snel dood
te gaan en te stom om het cirkeltje te
doorbreken.
—-
Disco, bobbelende meisjes in stoeibroekjes
en andere in leggings, in zeer korte rokjes.
Vandaag plaatselijke bewolking, hier en daar
een jarretel, en strippen met de plaatselijke
bevolking, Dat schudt maar en dat wiebelt
maar met teveel lak in het haar en ik
ontwikkel zo langzaam staar.
—–
Een nacht in Amsterdam, waanzin,
waanzuit, hoer in, hoer uit, kwelling
met slaande deuren en mensen die net
iets te luid praten. Met mijn kater
de trappen afrollen en nog niet
beroofd worden, een nacht in Amsterdam,
waanzin, waanzuit, hoer in, hoer uit.
Ik geef U honderd gulden en honderd
punten, om mee te beginnen, U gaat door
voor de koelkast, de teevee, het huis en de
auto met een hip kontje, porsche bv.
U hebt liever een pootafdruk van Madonna?
Geloof mij, ik ken dat gevoel en geef U
nogmaals honderd punten, bv, honderd punten.
En een nacht in Amsterdam, waanzin, waanzuit.
Een nacht in Amsterdam, waanzin, Waanzuit,
hoer in, hoer uit, afrekenen vóór de lunch,
honderd punten, bv. Een nacht in Amsterdam,
waanzin, waanzuit, hoer in, hoer uit, recht
oversteken, nogmaals honderd punten,
honderd gulden en een paar contactlenzen
van Hans Anders vanwege al die kleine kut-
lettertjes van het contract dat ik hier
verbestendig. Honderd punten. Tot de
morgen komt, de poppetjes gezien,
en de kasten dicht zijn,
tot de trein weer naar huis gaat.
—–
Wat ben ik groen hier op de verspring-
ende beats. House is alweer lang geleden
en nu volkomen normaal met verborgen
boodschappen, met satanische of anders-
matig gepeperde teksten, halfnaakt met
zwart gescheurde panty. Lelijke meisjes
bestaan niet, toch zie ik er wel gaan.
—–
Ach de waan, de waandenkbeelden, ik zag
je gaan, ik zag je gaan; de boodschap van een
onmogelijke vriend.Ik geniet van de stilte.
Bescherm jezelf, de grote geest is met ons.
Ben ik verbolgen over wat daarnet nog zo vrolijk
kroop of juist wegrende voor mijn naderende voet,
tevergeefs. De waan is een auto, bescherming
tegen hoge snelheden, die niet noodzakelijk
bereikt hoeven te worden. Het leven is een puist,
een goor gezwel dat erop los erupteert, zwart
bloed, zwart goud, en naar olie stinkende dollars,
Ach, de waan, de waandenkbeelden. Ik zag je
gaan, ik zag je gaan. Groen is de wereld, blauw
is de planeet, grijs of zwart is de aarde. Groen
is de wereld.
—-
Kind van een geest, een geesteskind, poppetje
loopt, boom, poppetje gaat zitten en valt in
slaap, poppetje heeft speer noch spies,
wordt verast door wolven en verspijsd.
Poppetje wordt verspijsd, maar de volgende
regel een nieuw poppetje, een nieuw symbool
voor een wijzer mens. Kind van een geest,
een geesteskind, vader en moeder van de
gedachte, ik die mijn vrouw mis en mijn kind,
wat zou ik voor vader zijn?
———
Ik ben geen held en versieren is niet mijn vakgebied, dus in mijn jonge jaren ging ik nogal eens naar de hoeren. Nu wil ik je vertellen over enkele van de vele prachtige dagen en nachten die ik daar heb beleefd. In mijn eeuwige zoektocht naar goede seks, kwam ik voorbij een piepklein bordeeltje, gevestigd in een woonhuis. Je moest eerst een trap omhoog en dan aanbellen….
De sleutel ging in het slot en ik werd binnengelaten. Er waren drie meisjes, twee donkere en een blank, blond. Bij mijn eerste bezoek had ik na ampel beraad het blondje gekozen, want de keuze was niet makkelijk, het waren alle drie prachtige meisjes; in ieder geval, van de buitenkant.
Het blondje, ik geloof dat ze Vicky heette (Vicky zit! Vicky lig! Vicky af!) zag er veelbelovend uit, en hield ook elke belofte. Zij was niet zo van hop erop en neuken en houdoe. Ze rekte en plooide zich; deed het langzaam, lief en teder. Ik zou nog vaak aan haar terugdenken. We hebben wat gepraat en wat gevreeën, achteraf nog samen een glaasje gedronken. Kus bij het afscheid maar verder niet echt indrukwekkend. Buiten was het intussen avond geworden en ik besloot nog even een cafétje te gaan pikken.
Qua bordeel zijn er betere plaatsen dus het duurde wel een tijdje voor ik daar weer voorbijging. Ik had hem goed hangen, de cafés sluiten vroeg op werkdagen. Weer die trap op, aanbellen; een onbekend gezicht deed me open, ze hadden een nieuw meisje aangenomen, voor tijdelijk.
Ze was slank, bijna mager, maar niet onknap; een brunette. Ik vroeg haar of ze beroeps was, ze antwoordde bevestigend, bevredigend. Daarna pas vroeg ik haar naam en of die blonde tante van de vorige keer er ook was, maar die was bezig met een klant en zou dat nog wel even blijven…Ik vroeg haar of ze net zo lief was, “Dat kan ik wel, maar eigenlijk ben ik wat wilder…”zei ze. Ik besloot er eerst maar eens een biertje over te kappen.
De bel ging; ze liet me weten, dat, als ik haar wou, dat ik dat dan even kenbaar moest maken, anders zou zij haar pijlen op de volgende gaan richten. Ik haalde haar erbij om samen een paar versnaperingen te kiepelen, een picolotje kostte 75 gulden, maar in de tijd dat ik nog twee pils gekanteld had, had zij, beleefd, net een beetje van haar bubbeltjes-limonade genipt. Natuurlijk had ik haar eerst gevraagd of zij daar wel wat aan verdiende, het antwoord was, ja. Boven de bar hingen een aantal kartonnetjes met een onduidelijke prijslijst. Ik vroeg haar of zij het even uit kon leggen.
Er was ook een kamer met bad en dat leek me wel wat, even wat spelen en spetteren en daarna een stevige wip, het was wel wat duurder, maar zeker de moeite waard als we een beetje haast zouden maken
Ik wil zelf altijd vooruit betalen, dat was daar gelukkig gebruikelijk, afrekenen 600 gulden voor een uur kamer met bad. Het bier was gratis.
Die club ging om 7 uur open, maar zij was nog maar net binnen komen waaien, daarom was ze nog niet in “werkkleding” , gewoon een spijkerbroek, t-shirt, gemakkelijke schoenen. Voor mij een extra reden om met háár mee te gaan.
Even dacht ik me, een tikkeltje mechanisch, uit te kleden, dat had ze meteen door en hielp me terwijl het warme water in bad liep. “Niet te warm graag” zeg ik nog…
Nu mocht ik haar uitkleden en dat ging niet vanzelf; hier had de gewenning nog niet toegeslagen. Heel voorzichtig haar schoenen uit, intussen maakte zij het knoopje van haar broek los, ietwat stuntelig ging ook die uit, t-shirt over haar hoofd, over haar armen. Ze had een leuk zwart setje aan, iets eenvoudigs, geen string. Haar bh lukte niet in mijn eentje, daar had ik een beetje hulp bij nodig, haar slip moest ze zelf maar doen, ik bedoel, betaald of niet, dat vind ik onbeleefd. Intussen had ik het behoorlijk warm gekregen, was zelfs een beetje verliefd geworden.
We zaten in bad en speelden een beetje met elkaar, mijn bier was alwéér op, ik mocht een slokje van haar, dat smaakte verassend goed.
Toen kwam de man met de hamer; ineens was ik zo zat als een toeter en kwam ik zachtjes jammerend uit bad: “Nu lukt het vast niet meer.” Ze keek me aan met een mengeling van
“ach jongen toch” en “dan ken je mij nog niet!”
Zoals het er uit zag was ik al tevreden geweest als ze me alleen maar wat had opgewreven, totdat ze op de deur zouden kloppen, daar wilde ze niets van weten: “Jij krijgt waarvoor je betaald hebt, dan kloppen ze nog maar een keer.” Ze droogde me vlug af en deed me in bed.
Het begon met een aai hier, een lik daar, ik vroeg haar of ’t wat wilder kon. “Wil jij niet lekker genieten?” was haar antwoord, “Ik dacht dat jij dat wilde…” Ik zei haar dat een beetje wilder ook wel eens leuk zou kunnen worden. Ze zei niets, ging op me zitten, wiebelde even en zette er, langzaam opvoerend, een flink tempo in. Dan weer wat langzamer om vervolgens nóg wat wilder te keer te gaan.
Nu wipte ze me het snot voor de ogen, zetten een weergaloos tempo in, liet me alle hoeken van de kamer zien, ook die van het plafond, ze leek ontembaar. Heerlijk was dat, voor, achter, links, rechts,op en neer, op en neer. Kettakketakkettak deed de lattenbodem van het bed, het plafond opende zich, ik stond tussen twee passerende treinen en de muren smeltten. Kettakkettakkettak deed het bed, ik kneep om niet meteen klaar te komen, nog even, nog even, dacht ik en liet los en liet gaan en gaan.
“Nou!” zei ze, terwijl ze het condoom bekeek, “jij hebt zeker wel even moeten sparen?”
“Nee,”zei ik, “jij hebt fantastisch werk geleverd,”…”Ik ben blij dat je tevreden bent…”
Terug naar de bar, nog even een laatste pils, voor haar een cola.
Bij de deur aangekomen duwde ze me iets in mijn hand, “Kijk straks maar,”zei ze. Ik stopte het in mijn zak en daalde de trap af. Voordat ik aanfietste keek ik even, het was, klein opgevouwen, honderdvijftig gulden. Haar naam ben ik helaas vergeten.
—–
Ik zag laatst zo’n wedstrijd, mannen met helmen en
beschermende kleren, een leuke visualisatie van een
uit het leven gegrepen fenomeen, tegenstrijdige
belangen. Je zag de mannetjes stuk voor stuk
proberen om de laatste yard te bereiken, zo
mogelijk ongeschonden.
Op de tribune zat er een met krukken, zoiets
noemen ze dan een kleine blessure. Het beroemde
kauwgompje dat we ook bij een andere balsport wel
eens zien, mocht niet ontbreken. De salto van de
coach, een krasse zeventiger. Een gesprek met de
financier en ineens is er een kwaad omdat ‘ie niet het
hele veld over heeft kunnen lopen. Bij nog een kick
off wordt de bal vervalst en kan de tegenpartij in
een pressie, met een aanvalsformatie de volle
honderdentien yards veroveren, het hele veld dus
Er is intussen al heel wat reclame gemaakt en er
zijn ook doelpunten gescoord, dat is nou aardig van
die scheids om altijd voor de tegenpartij te kiezen.
Dan wordt er een op de laatste yardlijn getackeld,
hij lijkt zwaargewond, hij maakt spastische,
hoestende bewegingen, ik was al helemaal in de
sfeer van stuiptrekkingen gekomen vanwege de
zakjes ijs en de onderlinge competitie die vurig
bestreden genoemd kon worden. Even later zie ik
het. Ze hebben gewonnen, de bal wordt geslamd en
nu lijkt er een elftal kippen gelijktijdig een ei te
moeten leggen. Het is feest en dat is hun
vreugdedansje.
——
Ik heb je nog niet verteld van het huis van Miranda. De zede daar is liefde tegen betaling, maar deze betaling gaat volgens het principe: wat de gek ervoor geeft, wat is het je waard? Zo vaak de ware ontmoet, dat moet toch iets waard zijn, dacht ik..
Om binnen te komen moet je aanpappen met de barvrouw-juffrouw-juffer. Als je wilt trouwen, moet je bewijzen dat je geleefd hebt, handelen.
Ben je geslaagd, dan stelt ze de meisjes aan je voor; stuk voor stuk, jonge, mooie en gewillige meisjes. Je maakt je keuze, wat je maar wilt en je mag een proefnummertje draaien. Als dat bevalt mag je blijven. Je leert er respect, je leert liefde, die als volmaakte aansluiting, je leert er aanbidden.
Bij mijn eerste poging tot seks, rees bij mij het vermoeden dat de hemel er net zo uit zou zien, mocht dat later niet zo blijken te zijn, keer ik om bij de poort en zullen ze mij daar niet zien.
Mijn eerste meisje was gebruind, blank, met sproeten, middelgroot en zeer stevig gebouwd, zeer goed voorzien. Daar ik iets aan haar moet vinden, dat haar typeerd, dan zeg ik maar dat ze een enthousiaste spring-in-het-veld was, die beet, krabde, spuugde en vloekte, als het zo uitkwam. Ze greep me lekker stevig vast en was ook goed te grijpen, de kleine domina. Ik gaf haar tiet een mep en die golfde wat, zij wapperde met mijn geslacht en hapte in een ei. Ik rilde. Vrede was in het huis
Zeg me, dat het niet zo is, zeg me, dat het niet zo is, zeg me, dat het niet waar is, zeg me, dat ik niet geloof, dat ik niet in haar ogen kan kijken. Ze heeft gelijk, ze is het niet waard. Maar wat als mijn ogen mij bedriegen? Dat doen ze niet, ze is waardig en waarachtig mooi, bloedmooi. Als ik niet van haar mocht houden, had ik het niet gedaan. Maar wat als mijn ogen mij bedriegen en zij nauwelijks geïnteresseerd is? Wat als ik het niet aankan, wat, als zij wint en ik haar pooier wordt? Mijn liefde wil zeggen dat zij alle kaarten in handen heeft. Dat wil zeggen dat zij bepaalt, of er gedeeld wordt en zo ja, wanneer. Wij zijn geboren om te dienen, zij en ik, wij zijn geboren om te bedriegen, geboren om te beminnen, zonder de gebruikelijke vragen. Vraag me wat je wilt, ik kan zelfs zonder haar. Ik kan er mee leven haar te moeten missen. Laat ze zeggen wat ze wil, ik heb nooit gezegd dat ik perfect ben, in de zin van foutloos. Maar ik kan desgewenst, als me de tijd gegund wordt, haar haar waardigheid bewijzen, ze is misschien de enige die me kan volgen. Slechts liefde moet mijn doel zijn, maar liefde betekend ook dat ik dit niet toe kan laten, dat dit nooit meer gebeurd. Wat heeft haar zo verscheurd, dat het me pijn doet naar haar te kijken, ik zou geen mens meer willen zijn als het niet zo was. Ze is me meer dan meester. Ik dacht dat ik mens werd door om me heen te kijken, nu herontdek ik de menselijkheid, nu ben ik liever bij haar al weet ik van een gebrek aan ruimte. Ik beveel haar aan, hoop stilletjes dat die blik ooit in de ogen van alle mensen zal liggen, zonder de pijn die er bij schijnt te horen en die eraan voorafgaat. Mijn ras, dat is haar soort, ze sloeg me met de kracht van haar inwendige, haar intrinsieke waarde.
Ik mocht terugkomen, ik ben vaker bij haar geweest, zij is degene die ik mij het beste herinner.
Het tweede meisje hield, wat het eerste beloofde. Even volupteus, iets groter, iets slanker en niet donkerblond maar een donkere brunette was ze. Haar specialiteit was tederheid. Ze geurde niet naar vlees, maar naar rijke lotion en eau de cologne. Le jardin, maar dan anders. Een bloementuin die geurt naar appelbloesem, met een grote houten badkuip in het midden, met geurende kruiden en met de odeur van rozen op de achtergrond. Lekker of lekkerder was niet van belang. Dat ze alleen voor mij bestond deerde me niet.
Een blik van haar en ik zwijg, geen duizend woorden, een blik en ik zwijg. Ik wilde graag wat vertellen, ik kende een verhaaltje, maar op papier stel ik al net zoveel voor als in bed. Kan ik nog zonder haar roze oortjes, haar witte sokjes? Ik wilde het, ik heb haar gebruikt, misbruikt, verkracht tegen betaling. Toch hoop ik dat ze vlam vat, als ik bid, dat ik haar mag hebben, bezitten, minnekozen. De god die ik kende, had geen naam, zij, daarentegen, mag mijn godin zijn, zo wijs als ze is. Misschien hoorde ik haar zeggen dat ze me liefhad. Ze heeft me lief, ik denk dat ik dat wel gevoeld heb. Ze heeft me lief, ik heb haar lief, ze is een lieve meid. Als mijn kussen evenzo overkomen als de hare, dan zit ik gebeiteld, dan ben ik nu niet alleen. Dat heeft zij me geleerd. De enige is ze niet, ik twijfel, maar niet aan haar. Ik lijd aan de tijd die ons niet gegeven is, de tederheid die ik zo gemist heb, een blik en ik zwijg
Wat moet ik doen om haar hart te winnen, maar een dag eerder, dat morgen of over een jaar is zo ver weg. Luister, zie, ik aanbid haar, maar ik twijfel. Zou ik echt iets voor haar kunnen betekenen? Mijn ongeloof reikt tot aan de horizon. Wees het begin en het eind van mijn letteren, zo vraag ik om haar vermogens, zo vraag ik naar haar. Dit is mijn beste poging tot nu toe, ik probeer mijn best te doen, zou iedereen dat maar doen. Deze wereld heb ik niet geschapen, zelfs niet in mijn dromen. Zij heeft er geen profijt van, zo ver als ik ga, liever zou ik winst voor haar zijn zonder geldelijke beloningen. Zou er nog troost zijn, zijn mijn armen net zo sterk als die van haar? Ik val, maar voor ik me in de diepte verdiep, wil ik haar vragen, of we elkaar echt wel kennen en kunnen lijden, of wij elkaar echt willen dragen. In de eenzaamheid herken ik het noodlot, alleen zijn. Een veeltal van excuses zou ik haar op willen sommen. Redelijk, ik ben verliefd op haar geweest, ik mag graag van haar houden. Als dat kan, zonder afstand, zonder geldelijke beloningen.
Nog een meisje kwam en stelde zich voor, waar geluk in drievoud, viervoud, vijfvoud. Dromen van dromen
Mag het licht uit, mag het licht uit, als ik je in mijn armen sluit, mag het licht uit, dan lijkt het of ik droom.
Het licht is zo hard, in het donker zie ik haar wallen niet, niet het steen van haar tanden. Ik ken haar lichaam goed, en die kennis word mij teveel. Als ze me kust, kus ik terug, met al het gevoel dat ik in me heb, neuken kan ik niet, wil ik haar versieren zal ik het waarschijnlijk toch van mijn kussen moeten hebben. Als er al iets is dat werkt, dan zou ik graag laten merken dat ik smelt in haar armen; ik hou van je klinkt zo banaal als je kust als een platvis.
Meisjes kwamen en gingen, er was leven daar, de meeste kwamen en bleven. Als ik nu aan seks denk zal ik moeten kiezen. Het is een hele reis naar Huize M. In andere huizen is het plezier niet zo onverdeeld, niet zo hartverwarmend, maar het is wel een hele reis naar Huize M.
Ook respect voor jezelf telt, ik werd gezien, ik werd geleerd. Ik kreeg een kamer en een sleutel voor het pand. Die sleutel is nu voor jou, vind je weg in het donker, het huis staat aan een laan, midden in een park, de gevorderden mogen een meisje mee naar buiten nemen, om samen naar de bomen te luisteren, of naar het ruisen van een beekje. Voor mij staan de deuren altijd open, deze sleutel is voor jou.
—-
Tobias is acht jaar, stel je voor, acht jaar. Hij kan al
heel wat Engels en rekenen, daar is hij goed in.
Duits kent hij ook, zijn vader komt uit Oostenrijk
en daar praten ze Duits, zeggen ze, en ze doen goed
hun best, maar echt Duits zullen ze daar nooit leren.
Echt Duits en echt Engels spreken wij alleen hier, op
school.
Tobias’ opa is minstens honderd, hij is heel lief en
heeft zijn eigen tanden nog, die hij gekocht heeft bij
de orthodontist, de plastiekentanden maker.
’s Nachts legt opa zijn haar op het voeten eind en zijn
tanden op het nachtkastje, dat vind Tobias best eng,
stel je voor dat hij voor het slapen ook nog zijn
armen en benen in de kast zet, zijn buik open ritst
en zijn omhulsel aan de rand van het bed laat
liggen, brrr.
Tobias’ opa is pas overleden. Tobias begrijpt het
niet goed, waarom is hij overleden en komt hij nu
nooit meer terug? Moeder zegt van niet. Als ze dat
zegt kijkt ze heel verdrietig. Tobias begrijpt dat het
heel erg is, als er iemand dood gaat. Hij probeert
braaf te zijn, hij probeert niet alles te willen
begrijpen, maar dat lukt hem niet.
Pas veel later begrijpt hij dat zijn opa voortaan
altijd bij hem is. Hij weet dat hij alleen is, maar
toch, zijn opa is nog ergens, in de hemel, zegt
moeder, maar Tobias gelooft niet in dingen die je
alleen kunt geloven en niet kunt zien. Hij zegt: “one
down, two to go!” Niet begrijpend dat de tijd (steeds
verder) wegtikt….
—-
Ik ging naar parenclub “safe en discreet” dus
ik stond daar voor de deur en belde aan, “string, string!”
Een meisje met een hele dikke bril deed open. “Komt U
binnen, mevrouw,” zegt ze, “Wij waren al op U aan het
wachten.” Binnen zaten ze aan de koffie met koek. “Zo!”
zegde ik, “Zijn jullie alvast zonder mij begonnen.” Uit
mijn binnenzak haalde ik een pakje condooms, stak er
een aan en gaf die meteen door, “Extra strong,” zei ik
“De allerbeste.” Van een man met ski’s mag ik even
Op zijn fluit blazen, maar ik weiger beleefd. “Daar is het nog
veel te vroeg voor.” Wat later hoor ik hem iets van Wagner
spelen. Ik probeerde het niet te horen. Wagner, en dan
op een blokfluit, je kunt hier echt alles verwachten.
Het meisje (van die dikke bril) begint een strip-show;
aanvankelijk laat dat me koud, ze heeft wel mooie ogen…
Plotseling valt mijn oog op een nieuw nummer
van “Asterix”, ik geef een gil, die moet ik hebben.
Als ik met haar naar bed ga, is tie van mij. Ik probeer
nog af te dingen,maar ze is onverbiddelijk en er
zijn nog meer kapers op de kust. Ik stem toe.
Zij gaat even de sleutel halen en komt zo terug.
Ik snuffel even aan het boekje,het ruikt lekker
vertrouwd. Dan schuif ik het onder mijn trui
en schiet de deur uit. Buiten adem en flink bezweet
kom ik thuis, leg de “Asterix” vast klaar op de wc en
besluit mezelf maar eens flink te verwennen. De onderbroek
die ik precies een week gedragen heb, eet ik meteen
op, rauw met een beetje ketchup. Bijna voldaan
steek ik nog een condoom aan. Ziezo, nu nog even
de kat neuken en dan naar bed. Ik stak mijn duim
in mijn reet en ik was vertrokken.
—–
Biba werd vijf jaar geleden geboren. Nog een
nachtje slapen. Morgen wordt hij vijf. Moeder zegt
dat het bedtijd is. Vader zegt dat Biba morgen
jarig is. Hij wordt al zo een grote jongen.
Biba kan niet wachten. Moeder vraagt of Biba zijn
tanden al gepoetst heeft. Biba doet graag wat
moeder vraagt, hij wast zichzelf, hij trekt zijn
pyama aan en poetst zijn tanden. Voordat hij
gaat slapen zegt hij ook nog een gebedje, want
hij is niet alleen braaf, maar ook nog erg dom,
dat hebben zijn ouders hem zo geleerd. Dan gaat
hij slapen, morgen is een grote dag.
Hij droomt van allerlei beestjes. Hij droomt van
waterijs in de zomer. Hij zou best een ijsje lusten.
Hij droomt van jongetjes en meisjes, de meesten
vind hij wel leuk. Soms ligt hij in zijn slaap hard te
lachen, te kraaien van plezier. Dromen vind hij
fijn, maar dromen zijn soms eng of raar, daarom
droomt hij verder als hij wakker is. Dat kan hij
goed. Dan is het ineens morgen. Biba is jarig.
——
Withete momenten, seks op tv, seks op tv,
Beverly Hills 90210, Baywatch en Dallas ‘s morgens
om negen uur, talkshow hier, talkshow daar,
diverse datingprogramma’s. Heel veel zeep en
zeepbellen, een zwijm van seks op tv, drie kanalen
hardcore, seks op tv. Langzaam worden we gaar
gestoofd om te kunnen dienen in een mannen-
wereld, en daar is Linda de Mol weer, dat
wordt smullen! Whaaa, seks op tv, De Vierde
Man, seks op tv, De Liftster. Seks op tv. De
verfilming van het boek. Seks op tv.
——
En dan volgt er nog wat, je zou toch zeggen.
Amsterdam, Berlijn, Parijs, Den Haag, Moskou,
Warschau, dasvidagna Polen, Tjecho- Slowakije,
Joegoslavië, Hongarije, Roemenië, en dan volgt er
nog wat, dat is alleen Europa nog maar, wat te
denken van Manilla, Bankok, Shanghai. Je vindt
ze in de havens. Je vindt ze in de grote steden.
Meisjes in alle soorten, maten, geuren en kleuren,
voor geld is alles te koop. En dan volgt er nog wat,
je zou een snuifje kunnen proberen, genoeg te zien
is niet moeilijk meer, zet je tv maar eens aan.
Geen grote obstakels, je wilt wat zien? Dan druk
maar op het knopje.